- brengen
- {{brengen}}{{/term}}1 [vervoeren naar] 〈meebrengen〉 apporter ⇒ 〈wegbrengen〉emporter ⇒ 〈dragen〉porter2 [begeleiden naar] conduire ⇒ 〈wegbrengen〉emmener3 [doen toekomen] apporter4 [in een toestand doen komen] mettre♦voorbeelden:1 breng mij dat boek • apporte-moi ce livretwee mensen dichter bij elkaar brengen • rapprocher deux personnesiets dichterbij brengen • approcher qc.jawel! morgen brengen • des prunes!het glas aan de lippen brengen • porter le verre à ses lèvresiets in veiligheid brengen • mettre qc. en sûreté2 de kinderen halen en brengen • conduire les enfants (à l'école) et aller les rechercheriemand naar bed brengen • mettre qn. au litiemand naar de tram brengen • conduire qn. jusqu'au tramway3 goed nieuws brengen • apporter une bonne nouvellein dit nummer brengen wij drie reportages • dans ce numéro nous proposons trois reportageseen toneelstuk brengen • donner une pièce de théâtremet zich mee brengen • avoir pour conséquencedaar valt niets tegenin te brengen • il n'y a rien à en direiets naar voren brengen • avancer qc.niets kunnen brengen tegen … • ne rien trouver à redire à …een zaak voor het gerecht brengen • porter une affaire devant le tribunal4 iemand ertoe brengen dat hij …, iemand tot een daad brengen • amener qn. à faire qc.water aan de kook brengen • faire bouillir de l'eauiemand aan het twijfelen brengen • faire hésiter qn.iets aan de man brengen • placer qc.iets in rekening brengen • porter qc. en compteiemand in tranen brengen • faire pleurer qn.het gesprek op iets brengen • amener la conversation sur qc.dit bracht mij op de gedachte • cela m'a donné l'idée (de)een kind ter wereld brengen • mettre un enfant au monde→ {{link=verstand}}verstand{{/link}}¶ het ver brengen • aller loin
Deens-Russisch woordenboek. 2015.